Trombusvorming is een ingewikkeld mechanisme en het heeft bij een gezond iemand een zeer positieve en zelfs noodzakelijke functie. De stolsels worden als het goed is alleen gevormd om een bloeding na een verwonding te stoppen. Als je je bijvoorbeeld in je vingers snijdt, dan doe je er een pleister op en na verloop van tijd bloedt het niet meer: er is een trombus gevormd. Zou dit niet gebeuren dan bleef je maar bloeden.
In abnormale situaties, zoals tijdens een grote operatie, kan er ook een stolsel (trombus) ontstaan in een bloedvat. Als een deel van zo’n trombus echter ‘losschiet’ dan kan deze via het hart in de longen of de hersenen terecht komen. Dit noemt de arts een longembolie of een hersenembolie. Een deel van deze organen krijgt geen bloed meer toegevoerd en kan ernstig beschadigd raken. Dit kan zo ernstig uitpakken dat je eraan overlijdt.
Behalve in de aders (venen) kan trombose ook gevormd worden in de slagaders (arteriën). Tijdens en na operaties ziet men voornamelijk veneuze trombose.
Trombose na een operatie
Na een operatie kan dus een diepe veneuze trombose ontstaan. Men spreekt van diep veneuze trombose als het bloedstolsel zich vormt in een ader die diep tussen de spieren ligt en het bloedvat geheel afsluit.
Trombose kan na een orthopedische operatie op verschillende manieren ontstaan:Door een beschadiging van de bloedvatwandDoor een verandering van de bloedstroomDoor een verandering van de samenstelling van het bloed.
Beschadiging van de bloedvatwand
Tijdens een operatie kunnen bloedvaten beschadigingen oplopen. Dit is bij operaties aan de heup of de knie vaak niet te voorkomen.
Veranderingen van de bloedstroom
Tijdens en na de operatie ligt men vaak stil, waardoor de bloedstroom trager wordt.
Verandering van de samenstelling van het bloed.
Bij ernstige ontstekingen, zoals longontsteking en nierbekkenontsteking, maar ook bij mensen die door erfelijke factoren belast zijn, kan de verandering van de samenstelling van het bloed een rol spelen. Deze laatste oorzaak komt echter niet vaak voor.