Enkelprothese

Alhoewel voor een versleten enkel nog steeds de enkelarthrodese (vastzetten van de enkel) de methode van eerste keus is, wordt er naarstig gezocht naar nieuwe methodes om ook voor dit gewricht een prothese te maken welke langdurig kan overleven.

Wie komt in aanmerking voor een enkelprothese

Om voor een operatie in aanmerking te komen gelden de volgende indicaties:

  • Het enkelgewicht reageert niet op een andere, conservatieve behandeling
  • De röntgenfoto laat een duidelijk aangetast enkelgewricht zien
  • De pijn is dusdanig dat langer dan 15 minuten staan zonder steun niet mogelijk is, het lopen beperkt is tot minder dan 1.000 meter en er tijdens het lopen maar ook in rust, sprake is van pijn.

Er zijn echter ook contra-indicaties, waardoor iemand juist niet in aanmerking komt voor een enkelprothese:

  • Bij slechte doorbloeding van de enkel
  • Als er een ernstig tekort aan bot is in het te opereren gebied
  • Als er een infectie zit in het operatiegebied of elders in het lichaam
  • Als er niet-behandelbare afwijkingen zijn aan de heup of aan het kniegewricht
  • Als er niet te corrigeren standsafwijkingen van de enkel zijn of van de voetwortel

Problemen bij de enkelprothese

Er zijn een aantal specifieke problemen welke voor elk gewricht uniek zijn bij de ontwikkeling van een kunstgewricht. Bij de enkel is dat:

De belasting

Wanneer we een kilometer lopen heeft de enkel een gewicht gedragen van 40 ton. Het dragende oppervlak van de enkel is echter slechts 1/5 van dat van de heup en knie. Verder is de enkel niet simpel een scharniergewricht maar vinden er ook draai- en schuifbewegingen plaats.

Omgevende weefsels

Om de botten van het enkel en het gewricht zelf zitten alleen pezen en huid. De bedekking is dus heel kwetsbaar met snel wondstoornissen en infectie als gevolg.

Stabiliteit

Vaak zien we dat door herhaalde letsels ook de banden van de enkel van slechte kwaliteit zijn. Hierdoor is het moeilijk om het nieuwe gewricht goed uit te balanceren zodat het in alle bewegingsrichtingen stabiel is. Een gevolg van instabiliteit is snellere loslating.

Slijtage

Een kunstgewricht dat zo zwaar belast wordt over een zo klein oppervlak heeft natuurlijk ook last van snellere slijtage van de onderdelen.

Design van de prothese

De eerste generatie enkelimplantaten ging uit van een scharnierprincipe. Met name om het gewricht zo stabiel mogelijk te krijgen was de prothese zelf ook heel beperkt in alle andere bewegingsrichtingen als het zuivere buigen en strekken. Het gevolg hiervan was echter een grote wrik op het implantaat en vroege loslating als gevolg. Dit ging weer gepaard met botverlies en een herhaalde ingreep met weer alle complicaties als infectie als gevolg. Helaas moest er nogal eens een amputatie uiteindelijk worden verricht.

De tweede generatie protheses zorgde juist dat de onderdelen van de prothese zo gemakkelijk mogelijk ten opzichte van elkaar konden bewegen en deze lieten dan ook enige beweging toe in andere richtingen. Daarmee moet ook de rest van de voet ontlast kunnen worden. Een voorbeeld van zo’n prothese is de Buechel-Papas ankle prosthesis (zie figuur rechts). Hierbij is de onderzijde van het deel dat in het scheenbeen komt vlak. Hiertegen schuift een plastic deel dat aan zijn onderzijde een richel heeft staan. Deze scharniert dan met het weer stalen deel in de talus.

De derde generatie enkelprothese laat de tot nu toe beste resultaten zien. Deze enkelprothese zijn ongecementeerd, wat wil zeggen dat er geen cement wordt gebruikt om ze vast te zetten, maar dat ze vastgroeien in het bot. Ook deze protheses gaan uiteindelijk sluiten en kunnen dan los komen te zitten, maar e overlevingsduur van deze protheses is gemiddeld 85 procent na 10 jaar.

Lees hier verder over de operatie die nodig is voor het plaatsen van de enkelprothese